Marnixstraat
MARCUS GOMPERTS
27 januari 1885 (Haarlem) – 13 maart 1943 (Sobibor)
Marnixstraat 13
Marcus ‘Max’ Gomperts is een zoon van Benjamin Gomperts (1855-1927) en Sophia de Winter (1853-1920). Hij trouwt in 1926 met de Groningse Evelina ‘Emma’ Weinberg.
Aanvankelijk woont het echtpaar op het adres Raamsingel 18. Gomperts staat bij het huwelijk te boek als kantoorbediende en woont op de Raamsingel samen met zijn vader, dan inmiddels gepensioneerd chef van de kledingwinkel Magazijn Nederland op het adres Grote Houtstraat 36, en Marcus’ broer de vertegenwoordiger Isaac Emanuel ‘Ies’ Gomperts (1893-Midden Europa 1944).
Een zus van Max is Marie Henriëtte ‘Mietje’ Gomperts (1891-Auschwitz 1942), gehuwd met Louis de Winter (1885-1968). Laatsgenoemde was gespecialiseerd in het vervalsen van papieren. Het hele gezin was actief in het verzet. Louis, de twee dochters en een zoon overleven de oorlog.
Bij aanvang van de oorlog woont Max Gomperts met zijn echtgenote en zoon Eduard ‘Eddy’ op het adres Marnixstraat 13. Zij zijn daar in 1932 komen wonen vanaf de Van der Vinnestraat 19rood. Het gezin is liberaal joods. De vriendenkring van het echtpaar is vooral niet-joods. Alleen met Yom Kippoer gaat vader naar de synagoge. Wel sturen vader en moeder hun zoon op woensdagmiddag en zondag naar de joodse school. Het gaat de familie materieel goed: er wordt verhuisd van een bovenhuis naar een heel huis en in de Marnixstraat is er een inwonende huishoudster.
Volgens een aantekening op zijn kaart van de Joodse Raad zou Gomperts aanvankelijk ‘gesperrt’ zijn geweest. Wellicht dat zijn functie hem aanvankelijk enige bescherming bood tegen transport: hij werkt in het begin van de jaren ’40 nog voor de Twentsche Bank N.V. in Amsterdam. Nog net maakt hij de nieuwbouw van de bank mee op het adres Singel 152-158. In november 1942 laten de ouders Eddy onderduiken bij particulieren in Haarlem en kort daarna duiken zij zelf ook onder. Samen met familieleden kiezen zij voor de onderduik in de psychiatrische inrichting Licht en Kracht in Assen.
Op 9 maart 1943 komt Max Gomperts, na te zijn opgepakt in Assen, aan in Westerbork en de dag erna gaat hij met zijn echtgenote direct door op transport naar Sobibor.
Deportatie uit Westerbork op 10 maart 1943.
Vermoord in Sobibor op 13 maart 1943.
Hij werd 58 jaar.
Bronnen Nationaal Archief, archief CABR, nrs. 449 en 67520 en Archief Rode Kruis, toegangsnr. 2.19.308, inv.nr. 3044; NHA (toegangsnr. 388) Archief Oorlogspleegkinderen, inv.nr. 40067. Archief Amsterdam, Jokosdossier nummer 35111.
Kantoor van de Twentsche Bank N.V. 1941, Singel 152-158 in Amsterdam
het echtpaar Gomperts-Weinberg met hun zoon Eddy, ca. 1935. Partic. Collectie
EVELINA GOMPERTS- WEINBERG
23 juli 1891 (Groningen) – 13 maart 1943 (Sobibor)
Marnixstraat 13
Evelina ‘Emma’ Weinberg is een dochter van Lazarus Elimelech Weinberg (1843-1903) en Elzina Cohen (1851-1938). Zij heeft vijf broers en zussen: Sophie (1884-Sobibor 1943), Simon (1886-Sobibor 1943), Eduard (geb. 1887), Nathan (1889- Auschwitz 1942) en Betje (1893-Sobibor 1943).
Emma komt in oktober 1919 vanuit Groningen als hulp in de huishouding te werken op het adres Raamsingel 18. De directe aanleiding voor deze betrekking kan ziekte en vervolgens overlijden van de echtgenote van Benjamin Gomperts zijn geweest. Zeven jaar later trouwt Emma met Benjamins zoon Marcus ‘Max’ Gomperts. Vanaf eind november of begin december 1942 is het echtpaar Gomperts-Weinberg in de Hervormde psychatriatische inrichting Licht en Kracht op het adres Dennenweg 1 in Assen ondergedoken. Daar verblijven dan ook Emma’s zussen Betje en Sophie, haar broer Simon en diens echtgenote Emma Grünberg. Net als Marcus en Emma worden zij in Sobibor vermoord.
Op 8 maart 1943 krijgt de directeur van de inrichting, dr. A. de Graaf, het verzoek om de joodse patiënten gereed te laten staan zodat zij kunnen worden opgehaald voor transport naar Westerbork en verder. De directeur legt dit verzoek naast zich neer en wordt gearresteerd. Omdat ook de rest van het het personeel tegenwerkt, kost het leden van de W.A. en een NSB’er politieagent tweenëneenhalve dag om 23 van de 26 joodse onderduikers in handen te krijgen. Tussen 9 en 12 maart 1943 worden de opgepakte joden vanuit Assen naar Westerbork getransporteerd. De in Assen wonende NSB’er Klaas Groenewold schrijft erover in zijn dagrapport: “Van ’s ochtends 8 tot 18.30 uur op de Jodenjacht geweest, wij hebben er 23 gevangen”. De eerste gearresteerden van Licht en Kracht worden op 9 maart naar Westerbork gebracht en gaan, “vor Registratur”, op 10 maart direct door op transport naar Sobibor. Terwijl zij in de trein onderweg zijn naar Sobibor, tekent op 11 maart de Hervormde Synode nog protest aan bij de Duitse autoriteiten tegen het wegvoeren van joden uit de inrichtingen Licht en Kracht en Port Natal.
Emma’s alleenstaande zussen Sophie en Betje zitten ook enige tijd ondergedoken in Licht en Kracht. Zij arriveren twee dagen later dan de anderen op 12 maart in Westerbork en gaan op 23 maart 1943 op transport naar Sobibor. Sophie en Betje hebben blijkbaar de arrestatie van de joodse patiënten en onderduikers in Licht en Kracht op 9 maart nog kunnen ontlopen. Beiden zijn op 26 maart in Sobibor vermoord.
Eduard ‘Eddy’ Gomperts (13 december 1929-Kibbutz Ein HaNatziv, 2018), enig kind van Emma en Max Gomperts, overleeft de oorlog in de onderduik. Door een dossier dat is opgemaakt in verband met zijn opvang na de oorlog en een interview dat Eddy in 1991 gaf, is het spoor van zijn ongeveer 9 onderduikadressen redelijk goed te volgen:
Vanaf november 1942 drie maanden bij het echtpaar Anna Arie Mijnlieff (1888-1961), cartonnagefabrikant in Amsterdam, en Hendrika J. Lulofs (1879-1966), Kleverparkstraat 9 in Haarlem. Een halfjaar later dan Eddy zit vanaf september 1943 de verzetsvrouw Truus van Lier kort bij het echtpaar Mijnlieff-Lulofs ondergedoken. Zij had kort daarvoor de NSB-hoofdcommissaris in Utrecht doodgeschoten. In Haarlem wordt Truus opgepakt en een maand later geëxecuteerd in Kamp Sachsenhausen. Vanwege haar verzetsactiviteiten zoals het verschaffen van onderduik wordt Hendrika Mijnlieff-Lulofs enige tijd vastgezet in Kamp Vught. Het echtpaar Henry Plate (1913-1978) en de als onderwijzeres opgeleide Anna Louise ‘Anke’ Mijnlieff (1917-1996, dochter van het echtpaar Mijnlieff-Lulofs), die wonen op het adres Van Ostadestraat 10 in Haarlem, zijn eveneens belangrijk voor Eddy. De ingenieur Plate, die net als zijn schoonouders en zwager Gellius M.R.H. ‘Gel’ Mijnlieff actief is in het verzet, zorgt de rest van de oorlog voor Eddy’s onderduikadressen, voedselbonnen et cetera;
Boerderij in Ermelo van een katholieke kippenboer, vier tot zeven weken tot maart 1943;
Twee maanden bij de familie Mijnlieff-Lulofs of Plate-Mijnlieff tot medio mei/juni 1943. Het laatste echtpaar verhuist, een maand na de geboorte van een dochtertje, op 8 juli 1944 van Haarlem naar de C.T. Storkstraat 25 in Hengelo;
Eind mei/begin juni, in Eddy’s herinnering naar de kleinbehuisde, doopsgezinde familie Raams in Haarlem. Vader Raams is arbeider en werkte eerder als visser. Het huis heeft naar Eddy zegt twee kamers met een alkoof ertussen en boven een zolder. De beschrijving van familie en huis komt overeen met die van Adriaan Raams (1884-1971) die staat vermeld als machinist en eerder als stoker en varensgezel. Raams woont in de oorlog met zijn echtgenote Gerritje Bosch op het adres Grebberstraat 4. Eddy zit vaak verscholen in de alkoof. Naast hem verblijft daar ook enige tijd een joods echtpaar met een dochter van dezelfde leeftijd als Eddy. Tussendoor verblijft Eddy ook anderhalve maand bij een van Raams’ dochters wiens echtgenoot in Duitsland is tewerkgesteld. Bij de families Raams vermaakt Eddy zich onder andere met lezen en spelen met speelgoedautootjes en gebouwen die hij in elkaar knutselt van papier. Alles bij elkaar is hij ongeveer anderhalf jaar bij de twee families Raams;
Na dreiging van verraad gaat Eddy naar een gezin in de Jan Steenstraat in Haarlem. Vanwege huiszoekingen verblijft hij ook korte tijd aan de overkant van de straat bij een docent;
Eind 1944, waarschijnlijk kort, op het adres Schotersingel 77A in Haarlem bij Hylkje van der Sluys Veer-Sluijter (1899-1980);
Vanaf 19 december 1944 woont Eddy tot de bevrijding op het adres Dreef 247 in Heemstede bij mevrouw J.M.J. Wolhoff-Straatman (1910-1991, gehuwd in 1936 in Batavia met de ambtenaar D.J. Wolhoff, 1905-1949).
Kort na de bevrijding, en in afwachting van berichten over het lot van zijn ouders, verhuist Eddy naar Rotterdam. Eddy woont er bij het gezin van zijn oom Eduard Weinberg (1887-1973; op 5 september 1945 door de kantonrechter in Rotterdam erkent als pleegouder) op het adres Beatrijsstraat 56a in Rotterdam. Oom Eduard is gehuwd met de katholieke W.M.C. Bauer. Het echtpaar Weinberg-Bauer heeft zelf twee oudere kinderen: Leo Nico en Elsa Sophie.
Hoewel de onderlinge relaties goed zijn is het behelpen in de krappe benedenwoning. Behalve Eddy woont ook Jos Wolf in, een joodse concentratiekampoverlevende. Oom Eduard Weinberg is als onderduiker verarmd uit de oorlog gekomen. Vanwege de krapte en de armoede slaapt Eddy, die na zijn onderduik kampt met astma en bronchitis, zonder dekens in dezelfde kamer als zijn pleegouders. Voor de oorlog had hij op de lagere school al eens een klas overgedaan vanwege een longontsteking.
Na de oorlog belt Eddy aan op het adres Marnixstraat 13 en mag van de bewoners het huis nog eens bekijken. Dochter Addy Vreugdenhil-Snoek, toen 14 jaar oud, herinnert zich zijn bezoek. Het interieur van het huis lijkt na de oorlog in niets meer op het huis dat Eddy achterliet: de inboedel is in 1942 geconfisqueerd en afgevoerd. Ook maakt Eddy na de oorlog opnieuw contact met Bert Zuidema, een buurjongen die een paar huizen verder in de Marnixstraat woont. Dat contact blijft nog jarenlang in stand, ook na Eddy’s emigratie naar Israël.
Op 20 januari 1947 verhuist Eddy vanuit Rotterdam naar ’s Graveland. Die verhuizing valt samen met zijn voornemen tot emigratie naar Israël en zijn keuze om orthodox joods te worden. In 1947 en 1948 neemt Eddy deel aan de hachshara in ’s Graveland, de zionistische voorbereidingsschool voor emigratie naar Israël, gevestigd op de buitenplaats Oostereind. Hier krijgt Eddy onderwijs in de praktijk van land- en tuinbouw, joodse vakken zoals Hebreeuws, cultuur en geschiedenis, huishoudelijke vakken en techniek. De leerlingen zijn net als Eddy overlevenden van de Holocaust. De school wordt geleid door Mordechai Agmon (1917-1990, geboren als Maurits van der Ven), lid van de kibboets Ein HaNatziv, die zelf in 1939 naar Palestina was vertrokken.
Eddy reist in maart 1948 met een Brits toeristenvisum naar Palestina en vestigt zich in navolging van Agmon op de orthodox geöriënteerde kibboets Ein HaNatziv ten zuiden van het Meer van Tiberias. In deze kibboets trouwt hij in 1966 met Nilly/Neely Javniëli. In Israël registreert Eddy bij Yad Vashem, onder de naam Eduard Issakhar Goma Gompertz, de overlijdens van zijn ouders en andere familieleden zoals zijn oom Simon Weinberg en tante Emma Weinberg-Grünberg en hun zonen Leo en Iwan, die vlakbij in de Duinoordstraat woonden.
Deportatie uit Westerbork op 10 maart 1943.
Vermoord in Sobibor op 13 maart 1943.
Zij werd 51 jaar.
Bronnen: Collectie Joods Cultureel Kwartier; Nieuw Israëlitisch Weekblad 29 augustus 1966. Lijst van Joodse oorlogsslachtoffers te Assen alfabetisch (internetpublicatie); Pauline Broekema, Het uiterste der zee: Een familiegeschiedenis. 2018; Niek van der Oord, Alleen uit de oorlog: De eeuwige schaduw van de Holocaust. 2023, voetnoot 72 en 73; H. Oosterhuis en M. Gijswijt-Hofstra, Verward van geest en ander ongerief. Psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg in Nederland, 1870-2005. (Maastricht 2008) band I, p. 499; J. Ridderbos, Kroniek van de Jodenvervolging te Assen (internetpublicatie); Yad Vashem (Testimonies File 6397, Hebrew Language), interview met Eddy Gomperts/’Adi Goma’; J. Wertheim, ‘Zaaien in ’s Graveland. Oogsten in Palestina’, in: De Historie 39-2 (2022) p. 6-17; https://collectie.verzetsmuseum.org/ais6/Details/collect/3925 (archief G.M.R.H. Mijnlieff, 1922-2007); J. van Geel, Truus van Lier. Het leven van een verzetsvrouw (Amsterdam 2022) p. 245-247.