Grote Houtstraat  

HERMAN STRAUSS
10 februari 1898 (Bila, Ternopil) – 28 januari 1944 (Auschwitz)

Grote Houtstraat 88

Herszik (Herman) Strauss was de middelste van zeven kinderen van Hercko Stróz (1868-1943) en Pessa Malka Amber (1868-1943) uit Częstochowa. Herman zelf werd iets verderop geboren in Bila bij Ternopil, toen Oostenrijk, thans Oekraïne, wat misschien de andere spelling van zijn naam verklaart. Daartoe aangezet door groeiende Jodenhaat in Polen, kwam (op Hermans oudste broer na) de hele familie in 1920 en 1921 naar Amsterdam. Vader Hercko was schoenmaker en zijn kinderen zaten in het kleermakersvak. Zo ook Herman, die in 1924 trouwde met de Amsterdamse Esther Witteboon. Vanaf dat moment woonden zij op de 2e Boerhaavestraat 59, driehoog, zo vermeldt de gezinskaart. Daar werden hun dochters Johanna en Hella geboren, in 1925 en 1927.

Op 21 december 1933 openden de Herman en Esther op de Grote Houtstraat 88 hun filiaal van een winkel in maatkleding voor heren, onder de naam “Engelsche Eenheidsprijs Kleermakerij”. Kort daarop verhuisden ze zelf naar de bovenwoning. Hoewel wonend in Haarlem, hield het gezin veel contact met de ouders, broers en zussen in Amsterdam. “Bijna elke zondagavond gingen we allemaal, alle ooms, tantes, neefjes en nichtjes op visite bij mijn grootouders in de Manegestraat 8,” schrijft neef Karel Stróz (1930-2022) in zijn familiegeschiedenis Er is niets gebeurd in Amsterdam.

Toen het gezin Haarlem moest verlaten, trokken zij in bij Hermans zus Chaja (Hella) en haar man Israël Samsonówicz. Bij de arrestatie van het gezin Samsonówicz werden ook Herman en zijn gezin aangetroffen; allen werden op 17 september 1942 naar Westerbork gedeporteerd. Israël, Chaja en hun kinderen Herman en Frieda werden kort daarop doorgestuurd naar Auschwitz, maar Hermans gezin niet. Mogelijk was dat omdat Herman een Oekraïens paspoort had en Oekraïne toen als een bevriende natie gold. Zij verbleven bijna anderhalf jaar in Westerbork. Pas op 25 januari 1944 zijn zij alsnog naar Auschwitz gedeporteerd, waar Herman bij aankomst direct werd vergast.

Hermans ouders, zijn zussen Gitla en Chaja en zijn broers Abram en Szmul kwamen allemaal om in de sjoa. Alleen zijn broers Icyk en Kasriël overleefden. Naast Icyk’s zoon Karel schrijft ook Jules Schelvis over de familie, in zijn memoires Binnen de poorten – hij was de schoonzoon van Gitla Stróz.

Deportatie uit Westerbork op 25 januari 1944.

Vermoord in Auschwitz op 28 januari 1944.

Hij werd 45 jaar.

ESTHER STRAUSS-WITTEBOON
8 december 1898 (Amsterdam) – 28 januari 1944 (Auschwitz)

Grote Houtstraat 88

Esther was in Amsterdam geboren en opgegroeid als de jongste van tien kinderen van Salomon Witteboon (1863-1923) en Johanna Waaker (1861-1913). Ze trouwde op 24 september 1924 met de kleermaker Herman Strauss, die in 1921 uit Polen naar Amsterdam was gekomen. Volgens de trouwakte waren Esthers broer Isaäc en Hermans broer Icyk de getuigen. Esthers ouders waren toen al overleden. Opmerkelijk is dat bij het huwelijk ook een akte is overgelegd dat Hermans ouders overleden waren, terwijl zij gewoon in Amsterdam woonden. Dat doet vermoeden dat zijn ouders, in elk geval aanvankelijk, tegen het huwelijk gekant waren en dat zij hiermee wegkwamen omdat de naam van Hermans ouders (Stróz) anders gespeld werd.

Esther en Herman kregen twee dochters, Johanna in 1925 en Hella in 1927. In mei 1934 schreven zij zich in Haarlem in op de Grote Houtstraat, waar ze kort voor Kerstmis 1933 een eigen kleermakerszaak hadden geopend onder de naam “Engelsche Eenheidsprijs Kleermakerij”, waar je voor veertig gulden een maatpak met twee pantalons kon laten maken.

Toen het gezin Haarlem moest verlaten, trokken zij in bij Hermans zus Chaja (Hella) en haar man Israël Samsonówicz. Bij de arrestatie van het gezin Samsonówicz werden ook Herman en zijn gezin aangetroffen; allen werden op 17 september 1942 naar Westerbork gedeporteerd. Israël, Chaja en hun kinderen Herman en Frieda werden kort daarop doorgestuurd naar Auschwitz, maar Hermans gezin niet. Mogelijk was dat omdat Herman een Oekraïens paspoort had en Oekraïne toen als een bevriende natie gold. Zij verbleven bijna anderhalf jaar in Westerbork . Pas op 25 januari 1944 zijn zij alsnog naar Auschwitz gedeporteerd, waar Esther bij aankomst direct werd vergast.

We weten niet of Esther veel contact heeft gehouden met haar negen broers en zussen. De meeste daarvan zijn voor de oorlog overleden of in de oorlog vermoord. Van haar broers Isaäc en Jonas en haar zus Sara moeten nog wel nabestaanden leven, ten dele in Amerika en elders in Europa.

Deportatie uit Westerbork op 25 januari 1944.

Vermoord in Auschwitz op 28 januari 1944.

Hij werd 45 jaar.

JOHANNA STRAUSS
10 juli 1925 (Amsterdam) – 28 januari 1944 (Auschwitz)

Grote Houtstraat 88

Johanna werd op de 2e Boerhaavestraat 59, driehoog, in Amsterdam geboren, een klein jaar na het huwelijk van haar ouders Esther Witteboon en Herman Strauss. Twee jaar later kreeg zij nog een zusje, Hella. In 1934 verhuisden zij met hun ouders mee naar hun nieuwe kleermakerszaak op de Grote Houtstraat.

Dat belette de meisjes niet om nauw contact met hun familie in Amsterdam te houden. Hun neef Karel Stróz schrijft later: “Op zondag gingen mijn ouders en ik ook wel naar oom Herman in Haarlem. Hij woonde boven de winkel, met achter de winkel het atelier. In de huiskamer stond een piano, waarbij we liedjes zongen. Vaak ging ik met mijn nichtjes Johanna en Hella herten kijken in de Haarlemmerhout.” We treffen Johanna en Hella aan in het cijferboekje dat Dolf Cohen bijhield tijdens zijn jaar als docent in het Joods Lyceum in Haarlem. Daar moesten in 1941-1942 de Joodse kinderen heen die op de andere scholen niet meer ingeschreven mochten worden. Johanna zat toen in de vierde, Hella in de eerste klas. Op Joods Monument staat ook een foto van een wandelclub van Joodse jongeren in Overveen, waar zowel Johanna als Hella deel van uitmaakten

In 1942 was het gezin ingetrokken bij Johanna’s oom Israel en tante Chaja Samsonówicz op het Rapenburg 66 in Amsterdam. Daar werden zij op 17 september 1942 bij een inval als ongeregistreerde bewoners aangetroffen en in Westerbork geïnterneerd. Wellicht dankzij Hermans Oekraïense paspoort werden zij niet onmiddellijk naar Polen gedeporteerd, maar uiteindelijk op 25 januari 1944 wel. Drie dagen later werd Johanna, tegelijk met haar ouders, vergast.

Haar zus Hella evenwel werd een jaar later door de Russen levend aangetroffen bij de bevrijding van Auschwitz op 27 januari 1945 – volgens Jules Schelvis in het experimenteerblok. Ze schreef later aan een vriendin dat ze toen nog maar 30 kilo woog. Toen ze in juni weer terug kon naar een van haar ooms in Nederland, was dat verdubbeld. Hella is uiteindelijk 85 jaar oud geworden.

Deportatie uit Westerbork op 25 januari 1944.

Vermoord in Auschwitz op 28 januari 1944.

Zij werd 18 jaar.

WILLEM SWAAP
13 juli 1888 (Amsterdam) - 28 februari 1945 (Midden Europa)
Waarschijnlijke sterfdatum 21 november 1944 (Neuengamme)

Grote Houtstraat 99 A rood

Willem’s ouders waren Hijman Mozes Swaap en Catharina Groen, beiden overleden in 1922. Hijman Mozes Swaap was tandarts en de hele familie was betrokken bij het bedrijf. Het huwelijk van Hijman en Catharina vond plaats in België, de eerste 2 kinderen van de uiteindelijk 10 worden geboren in Parijs in 1878. Waarschijnlijk verbleven zij daar enige tijd vanwege studie van Hijman Mozes. Deze eerstgeboren tweeling stierf jong evenals een broertje Sam in 1883.

Het gezin woonde op diverse adressen in Amsterdam waar vader praktijk hield, geholpen door de zonen Willem, Samuel  en Hijman als tandtechniker en de zussen Bertha, Rosetta, Marianne en Louisa als assistenten. Het laatste praktijkadres was O.Z. Voorburgwal 194 in Amsterdam. De oudste zus, Bertha overleed in 1939, alle 6 andere kinderen zijn, op Samuel na (overleden in Amsterdam in 1943), gedeporteerd en vermoord in verschillende kampen.

De zoons begonnen alle 3 een eigen praktijk als tandtechniker, Samuel in Amsterdam, Willem en Hijman in Haarlem.

Op  24 februari 1926 trouwde Willem met Maria Stork. Zij was 16 jaar jonger en geboren in het Duitse Unterthalham. Bij hun huwelijk was broer Hijman getuige. Willem en Maria woonden vanaf hun huwelijk in de Grote Houtstraat 99 A rood boven de winkel in ijzerwaren van de Firma Heenk. Momenteel is de Apple Store hier gevestigd en zijn de appartementen niet meer in gebruik.

In 1926 werd door het echtpaar een “ dagmeisje van 9-4 uur“ gevraagd in gezin zonder kinderen, zondags vrij en hoog loon. Willem adverteerde vrijwel wekelijks in de Nieuwe Haarlemsche Courant, eerst op het adres Kruisstraat 40, samen met tandarts Schaap. Vanaf 1 mei 1926 hield hij praktijk aan de Grote Houtstraat.

De praktijk werd door Willem voortgezet tot in 1943. Onder druk van de Duitse anti-joodse maatregelen vertrok hij naar Amsterdam waar hij enige tijd een praktijk uitoefende. Toen ook dit niet meer mogelijk bleek, dook hij onder valse naam onder in Joure. Op 12 februari 1943 scheidden Willem en Maria. Het lijkt erop dat de scheiding plaatsvond om het gezamenlijke eigendom voor het deel van Maria veilig te stellen. Zij was niet Joods. Het echtpaar bezat 6 panden aan de Spaarnrijkstraat in Haarlem-noord, mogelijk als pensioenbelegging. 4 hiervan en bezittingen in goud en gouden munten worden eigendom van Maria. Ook de praktijk wordt toebedeeld aan Maria en zij zet deze voort (met waarnemers) tot uiteindelijk eind 1949.

Willem werd in Joure opgepakt bij een razzia in de nacht van 1-2 februari 1944. Tot die tijd hadden Maria en hij regelmatig contact over hun levensonderhoud.

Door een vergissing in het noemen van de valse naam van Willem tegenover de politie door een dochter op zijn onderduikadres werd Willem opgepakt en afgevoerd naar Westerbork. Op 3 september 1944 werd hij gedeporteerd mogelijk eerst naar Auschwitz.

Als officiële overlijdensdatum wordt (in 1953!)  28 februari 1945 opgegeven, ergens in Midden-Europa. Echter onder de naam Wilhelm Swaap met dezelfde geboortedatum is in zowel de Arolsenarchieven als in de bewaarde gegevens van Kamp Neuengamme zijn overlijden door “Herzbeschwerde” gemeld op 21 november 1944. Verdere gegevens hierover ontbreken echter zodat vooralsnog de officiële overlijdensdatum wordt aangehouden.

Over de erfenis van Willem ontstaat snel na de oorlog een conflict tussen Maria en de overlevenden van de familie Swaap. De erfenis van Willem op 18 maart 1953 toegewezen aan 3 neven en een achternichtje. Maria Stork is een aantal jaren, tot zeker februari 1951 in de Grote Houtstraat blijven wonen, onbekend is waar zij daarna heeft gewoond en wanneer zij is overleden.

Deportatie uit Westerbork op 3 september 1944

Vermoord in Midden-Europa op 28 februari 1945 of waarschijnlijk op 21 november 1944 in Neuengamme.

Hij werd 56 jaar.

SEMARIA GABAY
16 november 1915 (Istanbul) – 15 maart 1945 (Midden-Europa)

Grote Houtstraat 104-106

Semaria Gabay is in Istanbul geboren als zoon van Joseph Gabay en de Griekse Sara Ojalvo. De naam Gabay is het Hebreeuwse woord voor de beheerder van de synagoge. In 1922 verhuisde het gezin naar de Praterstraβe in Wenen. Daar doorliep Semaria de Volks Bürger Handelschule, waarna hij vertegenwoordiger werd in fournituren en bijouterieën. Hij sprak verschillende talen en noemde zichzelf Mario.

Kort na de Anschluβ van Oostenrijk in maart 1938 – Mario’s vader was intussen overleden – diende zijn moeder een aanvraag tot emigratie van haar gezin naar Australië of Engeland in. Mario zelf wachtte niet op de uitslag en vertrok via Antwerpen naar Nederland, waar hij kwam te wonen bij verwanten van hem in de Grote Houtstraat, Fani Hatem en haar zoon Albert. Die hadden daar in 1934 de winkel van Moise Perez in Oosterse tapijten overgenomen. Mario trouwde op 23 april 1942 met Dina (Bobby) Smeer uit Amsterdam, voorjaar 1943 kregen zij een dochtertje Serica Bianca.

Aanvankelijk bood de Turkse nationaliteit bescherming tegen de Joodse maatregelen – ook de Jodenster hoefden de Gabays niet te dragen. Begin 1943 was dat veranderd. Eind 1943 is Mario opgepakt en in Westerbork opgesloten. Op 3 september werden hij en zijn vrouw met de laatste trein naar Auschwitz gedeporteerd. Later dat najaar is hij als dwangarbeider in Vaihingen an der Enz (nabij Stuttgart) ingezet. De omstandigheden daar heeft hij niet overleefd, hij is er op 3 februari 1945 aan “allgemeine Körperschwäche” gestorven, meldt het Arolsen archief. Dat was blijkbaar nog niet bekend toen de overlijdensakte werd opgemaakt; die vermeldt 15 maart in Midden-Europa.

Mario’s moeder en zijn jongere zus Sultana zijn niet geslaagd in hun vooroorlogse emigratiepoging vanuit Wenen. Zij zijn gedeporteerd naar Ravensbrück en vervolgens Thereseinstadt, alvorens begin 1946 weer terug te zijn in Wenen. Daarna zijn ze naar Frankrijk gegaan, waar een tweede zuster al voor de oorlog woonde. Moeder en zoon Hatem van de tapijtenwinkel overleefden de oorlog in onderduik op de Beethovenstraat, bij de familie van Alberts niet-Joodse verloofde.

Deportatie uit Westerbork op 3 september 1944.

Vermoord in Midden-Europa op 15 maart 1945.

Hij werd 29 jaar.

DINA GABAY-SMEER
26 juli 1918 (Amsterdam) – 31 oktober 1944 (Auschwitz)

Grote Houtstraat 104-106

Dina Smeer, ook bekend als Bobby Smeer, werd in Amsterdam geboren als jongste van drie kinderen van Meijer Smeer (1886-1944) en Branca Degen (1887-1944). Haar vader was plateelschilder en in zijn vrije tijd koordirigent; na het vertrek van de fabriek naar Gouda wijdde hij zich geheel aan de muziek. Het was een arm gezin, waarvan de moeder een zwakke gezondheid had en meermaals door het armbestuur werd ondersteund.

Dina trouwde in april 1942 met Semaria (Mario) Gabay, en kreeg daardoor de Turkse nationaliteit. Ze kreeg toestemming om naar hem in Haarlem boven zijn tapijtenwinkel te verhuizen en was als Turkse vrijgesteld van sommige anti-Joodse maatregelen, zoals de verplichte Jodenster. Totdat die bevoorrechte positie van Turkije per 1943 verviel. Inmiddels was Bobby in verwachting van haar kind: Serica werd op 30 april geboren. Het gezin moest in 1943 wel van de radar zien te blijven; Mario en Bobby doken op verschillende plekken onder.

Mario werd eind 1943 opgepakt en naar Westerbork gebracht. Bobby werd verraden door Branca Simons, een verwante en zelf joods. Branca liep haar nicht Bobby begin januari 1944 in Amsterdam tegen het lijf. Dina was toen met de zeven maanden oude Serica ondergedoken in Hotel Trianon. Branca hoorde haar uit en kwam onder meer te weten dat Bobby een afspraak had over een nieuwe onderduikplek. Ze gaf die door aan haar contactpersoon bij de Sicherheitsdienst, Pieter Schaap. Deze zorgde ervoor dat moeder, kind en onderduikhelper werden opgepakt, evenals Dina’s ouders. Allen worden naar Westerbork gestuurd en daar bij Mario gevoegd. Dina’s ouders gingen onmiddellijk op transport naar Auschwitz en werden daar op 18 januari vergast. De kleine Serica overleed eind februari in Westerbork. Mario en Bobby werden pas op 3 september 1944 naar Auschwitz gestuurd – de laatste trein daarheen. In Auschwitz staat de dood van Bobby geregistreerd op eind oktober.

Bobby’s zus Eva en haar niet-Joodse man Theo Molkenboer konden in onderduik overleven, en kregen na de oorlog alsnog een zoon. Haar andere zus, Anna Rosina, verbleef bij het uitbreken van de oorlog in Frankrijk en wist met haar gezin via Zwitserland in veiligheid te komen.

Deportatie uit Westerbork op 3 september 1944.

Vermoord in Auschwitz op 31 oktober 1944.

Zij werd 26 jaar.

SERICA BIANCA GABAY
30 april 1943 (Alkmaar) – 28 februari 1944 (Westerbork)

Grote Houtstraat 104-106

In de Nederlandse voornamenbank van het Meertens Instituut komt de naam Serica niet voor. Toch vernoemden Mario en Bobby Gabay met deze naam, kleine Saartje, hun dochtertje naar Mario’s moeder, een jaar plus een week na hun huwelijk. Serica werd in Alkmaar geboren. Dat moet haast wel ten huize van Eva Smeer op de Vermeerstraat geweest zijn, de oudere zus van Bobby, die zelf een half jaar daarvoor een doodgeboren kindje had gekregen.

Serica is met haar moeder, door toedoen van Pieter Schaap bij de SD, op 12 januari 1944 in Westerbork terecht gekomen. Daar is zij op 28 februari 1944 gestorven. Na de crematie op Westerbork is haar as in een urn op de Portugees-Israëlitische begraafplaats in Ouder-Amstel geplaatst.

Haar ouders werden in Westerbork vastgehouden tot de laatste trein naar Auschwitz, op 3 september 1944. Haar moeder werd daar na enkele weken vermoord. Haar vader stierf in februari 1945 als dwangarbeider in Vaihingen an der Enz bij Stuttgart.

Omgekomen in Westerbork op 28 februari 1944.

Serica werd 10 maanden oud.

Saartje of kleine Saar.

FRITZ DILSHEIMER
27 december 1902 (Mosbach) – 7 augustus 1942 (Auschwitz)

Grote Houtstraat 105

Fritz is in het vakwerkstadje Mosbach, nabij Heidelberg, geboren als zoon van Leopold Dilsheimer (1876-1943) en Ida Igersheimer (1879-1938). De familie had daar al een halve eeuw het Kaufhaus Dilsheimer, een zaak in herenmode en schoenen op de Hauptstraβe. In het voorjaar van 1937 moeten Leopold en Fritz de zaak echter verkopen, onder druk van de onontkoombare anti-Joodse stemming en wetten. Fritz is dan inmiddels getrouwd met zijn 12 jaar jongere plaatsgenote Lore Kohlmann.

Fritz en Lore verlaten Duitsland eind 1937 en komen in Haarlem op de Grote Houtstraat 105 terecht. Daar was tot dan toe een winkel in parfumerieën en bijouterieën. Op 4 februari 1938 openen zij onder de naam ‘De Globe’ hun eigen winkel in lederwaren en parapluies (Fritz’ zwager had een parapluiefabriek). De jonge ondernemers zijn al snel ook actief in de Haarlemse gemeenschap. Zo wordt Fritz – die in Mosbach al eens voorzitter van de Joodse jeugdbond was – in juli 1939 benoemd in de commissie cultureel werk van de Kerkeraad in Haarlem.

Najaar 1940 moeten alle Duitse Joden weg uit de kuststrook. Fritz en Lore verhuizen naar Bussum, totdat zij daarvandaan begin 1942 naar Amsterdam verjaagd worden. Daar behoren ze tot de 962 Joden die na een oproep tot ‘werkverruiming onder politietoezicht’ op 14 juli naar Westerbork worden gestuurd, en komen op het allereerste transport van Westerbork naar Auschwitz. Op de ochtend van 14 juli hebben ze nog hun testament laten opstellen. Drie weken later is Fritz dood.

Fritz had een jongere zuster, Zerlina, die in 1932 overleed na de geboorte van haar tweede kind. Haar man Alfred Salomon, hun beide kinderen Horst en Hannelore, en Alfreds tweede vrouw zijn op 27 mei 1944 in Auschwitz vergast. Fritz’ vader was na de dood van zijn vrouw naar Haarlem gekomen. Hij woonde enige maanden in bij Fritz en Lore, later zelfstandig op de Wagenweg. Begin april 1943 overleed hij aan nierfalen, en ontkwam zo aan het vernietigingskamp – in tegenstelling tot Klothilde Grünebaum, de huishoudster met wie hij in 1942 was gehuwd. Zij werd enkele weken later in Sobibor vergast.

Deportatie uit Westerbork op 15 juli 1942.

Vermoord in Auschwitz op 7 augustus 1942.

Hij werd 39 jaar.

LORE DILSHEIMER-KOHLMANN
2 januari 1915 (Mosbach) – 30 september 1942 (Auschwitz)

Grote Houtstraat 105

Lore, links op de foto, is de middelste van drie dochters van Adolf Kohlmann (1879-1977) en Lina Blum (1885-1987). Haar vader werkt in de sigarenfabriek van grootvader Leopold Blum en neemt die later ook over. In oktober 1936 trouwt Lore met Fritz Dilsheimer, die ook uit een ondernemersfamilie in Mosbach stamt. De jonggehuwden wonen van dan af in Mosbach bij Lore’s ouders.

Nadat Fritz zijn familiebedrijf heeft moeten verkopen, emigreren zij eind 1937 naar Haarlem. We denken dat de emigratie en hun winkel in de Grote Houtstraat vooraf zijn ‘geregeld’ door Lore’s jongere zus, Grete, die in 1934 naar Nederland was gegaan en in Barsingerhorn met Alexander Sutin uit Minsk was getrouwd, die zij in het Joodse werkdorp Nieuwesluis (Wieringermeer) had leren kennen. De winkel in ‘lederwaren en parapluies’ gaat al open vijf weken nadat Fritz en Lore in Haarlem aankomen. De Nieuwe Haarlemsche Courant deed verslag van de opening en sprak van een ‘waardige zuster van de andere winkelhuizen in de Groote Houtstraat’.

Lang mogen ze de winkel niet houden. Najaar 1940 moeten zij als Duitse niet-ariërs weg uit Haarlem, en wordt de winkel voortgezet door een ‘Verwalter’, Johannes Piek. Lore en Fritz zelf vertrekken naar Bussum, en vandaar begin 1942 naar Amsterdam. Daar worden in juli dat jaar 4000 Joden opgeroepen voor ‘werkverruiming’. Lore en Fritz horen tot de eersten die naar Auschwitz worden gedeporteerd. Volgens het Sterbebuch van Auschwitz eindigt het leven van Lore daar op 23 augustus – op haar overlijdensakte staat 30 september 1942.

We zullen niet weten waarom Lore niet haar zussen gevolgd is. Haar oudste zus Else was medio jaren ’30 naar Engeland geëmigreerd met haar Frankfurtse man Hans Schwarzschild, die zich daar Peter Black noemde en die na de oorlog in Yorkshire een grote fabriek van schoenen en tassen opzette. De jongste zus Grete is met haar man in 1938 naar Amerika geëmigreerd, eerst naar Brooklyn en kort daarna naar Detroit; Lore’s ouders volgden Grete vlak voor de oorlog en werden beiden ruim 90 jaar oud.

Deportatie uit Westerbork op 15 juli 1942.

Vermoord in Auschwitz op 30 september 1942.

Zij werd 27 jaar.

ANDRÉ FRANK
10 oktober 1904 (Amsterdam) – 31 maart 1944 (Polen)

Grote Houtstraat 160zw

André is op 10 oktober 1904 geboren als zesde kind van Isaak Frank (1864-1938) en Catharina Mogendorff (1870-1919), die beiden uit Nijmegen afkomstig waren en in Amsterdam waren getrouwd op 10 januari 1895. André’s vader had een herenmodewinkel en André trad in die voetsporen; bij zijn militaire keuring staat als beroep ‘verkoper herenmode’ vermeld.

Tot juni 1935 woonde André bij zijn ouders op de Wagenweg ter hoogte van de Schouwtjeslaan. Op dat moment trok hij in op de Grote Houtstraat 154zw, waar hij zijn eigen winkel in herenmode opende onder de naam Nieuw Londen. Die naam veranderde hij waarschijnlijk nadat in maart 1937 in de Texaanse plaats New London zo’n 300 kinderen omkwamen toen hun school ontplofte. De naam van de winkel werd toen The Prince of Wales. In november 1938 kon André de winkelruimte op nummer 160zw betrekken.

André is in 1942 in Den Haag ondergedoken voor de deportaties. Op 9 oktober 1943 kwam hij in barak 67 (voor opgepakte onderduikers) van Westerbork terecht, waarvandaan hij tien dagen later naar Auschwitz is gedeporteerd. Zijn plaats van overlijden is slechts globaal aangeduid met Polen. De overlijdensakte is pas in januari 1952 opgemaakt, kennelijk heeft het lang geduurd voordat daar voldoende zekerheid over bestond (zijn naam stond in het adresboek van 1946 nog op Grote Houtstraat 160 genoteerd).

Een broer en een zus van André waren als baby gestorven. De andere vijf broers en zussen zijn evenals André in de sjoa omgebracht, waaronder reclametekenaar Emile voor wie in 2024 een struikelsteen op de Kruisweg legden. Alleen André’s halfzus Kitty Frank heeft de oorlog overleefd. Zij heeft als enige erfgenaam de bescheiden erfenis afgehandeld; in 1950 is zij met Rabbijn Eli Toren getrouwd en naar Israël geëmigreerd.

Deportatie uit Westerbork op 19 oktober 1943.

Vermoord in Polen op 31 maart 1944.

Hij werd 39 jaar.

HENRIËTTE DE VRIES
26 december 1888 (Haarlem) – 19 november 1943 (Auschwitz)

Grote Houtstraat 133rd

Henriette de Vries werd op Tweede Kerstdag 1888 in Haarlem geboren als zevende van de negen kinderen van het winkeliersgezin Jacob Abraham de Vries (1845-1917) en Hester Jozef Barkelau (1852-1909). Zij is ongetrouwd gebleven en heeft vrijwel geen sporen achtergelaten die nu op het internet vindbaar zijn. Wat voor werk zij deed is ons niet bekend; denkbaar is dat zij in één van de winkels van haar broers en zussen hielp. De woningkaart laat zien dat Henriette in juni 1933 van de Leidschevaart 230 naar Grote Houtstraat 133rd verhuisde, boven een winkel in sigaren en pijpen, waar zij inwoonde in het pension van Nicolaas Prins en Johanna Christina Petri.

De echtscheiding van Prins en Petri in september 1934 bracht wat verwikkelingen te weeg. Bijvoorbeeld dat Henriette in 1935 een half jaar bij een Louis Petri op de Kruisweg 27rd woonde, voordat ze in 1935 terugkeerde naar de Grote Houtstraat 133rd.

Op Henriettes archiefkaart staan de letters VOW met een datum in juli 1943. Vertrokken Onbekend Waarheen is eufemistisch voor ‘ondergedoken’, en waarschijnlijk was Henriette al geruime tijd eerder ondergedoken, want onderduik kwam op het stadhuis meestal pas veel later aan het licht. Op 16 november 1943 werd Henriette met een straftransport naar Auschwitz gestuurd, vier weken nadat zij in Westerbork was gevangen gezet. In Auschwitz werd zij meteen bij aankomst vergast en gecremeerd.

Voor Henriettes zus Reintje ligt al een struikelsteen op de Kleverparkweg, en voor haar broer Benjamin op de Zaanenlaan. Eén broer, Izak Jacob, en één zus, Sara, hebben de oorlog wel overleefd.

Deportatie uit Westerbork op 16 november 1943.

Vermoord in Auschwitz op 19 november 1943.

Hij werd 54 jaar.

Vorige
Vorige

Marnixstraat

Volgende
Volgende

Houtplein